Gezond eten, zonder kunstmatige additieven
Je eet onbewust een heleboel kunstmatige additieven. Het westerse eten zit er vol mee. Kunstmatige additieven zorgen ervoor dat je eten langer houdbaar blijft, dat het er goed uitziet, dat het lekker ruikt en lekker smaakt. Maar ja, zijn al die additieven – of E-nummers – nou wel zo goed voor je. In deze blog zet ik voor je uiteen waarom additieven gebruikt worden en hoe je er zo min mogelijk binnen krijgt.
Additieven in je eten
Onze supermarkten liggen vol met eten dat allerlei additieven bevat. Als je de etiketten zou lezen dan zou je ze tegen kunnen komen onder de E-nummers, of de natuurlijke smaakmakers en ingewikkeld klinkende laboratoriumtermen zoals butylhydroxtolueen. Butylhydroxtolueen komt niet eens door de spellingscontrole heen, maar goed, heb jij enig idee wat butylhydroxtolueen voor een soort additief is?
Het was een retorische vraag, om aan te geven hoeveel je niet weet van wat je eet. En zo is het gesteld met de meeste voedingsmiddelen die je maar kunt vinden. Van je wekelijkse boodschappenbudget besteed je het grootste deel aan bewerkte voeding. Hierbij kun je denken aan frisdrank, koekjes, kruidenblokjes, chips maar ook gezond ogende afbakbroodjes, soepen uit pak, vleeswaren en (bewerkte) ontbijtgranen.
Juist in bewerkt eten vind je die additieven. Natuurlijk worden die additieven netjes en conform de regels op de etiketten beschreven, maar zeg eens eerlijk; weet jij wat butylhydroxyaniol, benzoëzuur en fructose precies is?
Meer over deze E-nummers lees je in dit artikel.
Waarom zit het in je eten?
Er is nog veel onderzoek nodig, maar er zijn aanwijzingen dat additieven (vooral glutamaat E-621) concentratiestoornissen, hyperactiviteit en zelfs ADHD zou kunnen veroorzaken. Daarnaast zouden additieven ook allerlei huidaandoeningen, allergieën en negatieve gevoelens kunnen stimuleren. Niet echt prettig dus.
Maar goed, als additieven dan zoveel narigheid zouden kunnen veroorzaken, waarom is het dan in tienduizenden voedingsmiddelen verwerkt? Nou, dat antwoord is eigenlijk best simpel te geven. Het eten dat jij in de winkel koopt is veelal niet lokaal geproduceerd. Dus is het belangrijk dat het eten goed blijft, er mooi blijft uitzien en natuurlijk dat het lekker ruikt. Anders koop je het toch niet?
Daar zit hem de crux. Je eten is niet zomaar een onderdeeltje van je dagpatroon. Het eten dat je eet is het einde van een mondiaal productieproces. Voordat je het in je mond stopt is je eten onderdeel geweest van een enorme productie- en distributieketen. Je eten komt uit de hele wereld. Het is dus ook best logisch dat er in dergelijk eten additieven worden gebruikt.
Wat kun je doen?
Ok, additieven zitten dus in je eten. Maar wat kun je nou doen, om zo min mogelijk additieven binnen te krijgen. Neem de onderstaande 4 tips eens door. Ze zijn vrij simpel toe te passen en ze kunnen je goed helpen:
1. Bestond het additief in de tijd van je oma al?
Dit geldt door de oma’s van 70 jaar en ouder. Het eten van de jaren ’50 kwam veelal uit de buurt, dus mensen wisten wat ze kochten. Een bloemkool was een bloemkool en zo smaakte hij ook. Een pakje of blik bloemkoolsoep van tegenwoordig kan aardappelzetmeel en allerlei additieven bevatten die naar bloemkool smaken en ruiken. Maar zou je oma die namen begrijpen?
2. Producten met meer dan 5 ingrediënten.
Leg bewerkte voedingsmiddelen die meer dan 5 ingrediënten bevatten terug. Een stronk broccoli bestaat uit broccoli en niet uit broccoli-extract, glutamaat, kleur- geur- en smaakstoffen. Hoe meer ingrediënten een product bevat, hoe groter de kans is dat je 1 of meerdere additieven binnen krijgt.
3. Kun jij, of een kind van 5 de namen niet uitspreken? Leg het terug.
Sommige additieven hebben onuitspreekbare namen zoals butylhydroxtolueen (daar is hij weer). Je kunt zelf wel aanvoelen dat deze term uit een laboratorium komt. Ik denk dat je het als volgt kunt zien; als een product additieven bevat met onuitspreekbare namen, dan kun je er redelijkerwijs van uitgaan dat deze additieven ontwikkeld (of bewerkt) zijn door mensen met lange witte jassen en mondkapjes voor hun mond, in een laboratoriumachtige omgeving. Wat heeft dat te maken met een bijvoorbeeld een normale wortel die in een veld groeit?
4. Heeft het natuurlijk geleefd?
Als je vlees, kip en vis koopt, vraag jezelf dan af of het dier natuurlijk heeft geleefd. Dit houdt in dat het zonlicht heeft gehad, natuurlijke voeding heeft gegeten en vrij heeft kunnen rond bewegen. De kwaliteit van dergelijk vlees, kip of vis is een stuk beter dan de dieren die in stallen en kweekvijvers worden opgefokt, onnatuurlijk eten krijgen, amper zonlicht zien en behandeld worden met antibiotica. Wist je dat veevoer ook kan bestaan uit de gemalen botten van geslachte dieren? Dus als zo’n geslacht dier ziek was, dan kan de ziekte worden verspreid via het voer dat van het dier gemaakt wordt.
Clean labelling
De bovenstaande tips kunnen je enorm helpen. Maar het wordt je niet gemakkelijk gemaakt. De voedingsmiddelenindustrie is zich bewust van het negatieve imago van additieven (E-nummers) en heeft hier derhalve iets op bedacht. Ze noemen het bewuste additief gewoon anders! Deze praktijk heet clean labelling.
Door het etiket te voorzien van andere namen – wat volgens de regels mag – is het voor jou als consument niet altijd duidelijk wat je eet.
Eten zonder additieven
Wil je meer weten over gezond eten, zonder additieven? Lees dan het e-boek Gezonde Voeding eens.
Gezonde Voeding is ook als paperback verkrijgbaar.
Meer weten over gezond leven in het algemeen (en genieten)? Lees dan het e-boek Gezond In 10 Stappen.